Bijgewerkt
1 Oktober 2009
01_theedrinken.png, 26kB

Prachtige boeken las ik in die tijd. The green hat, van Michael Arlen, bijvoorbeeld.
A romance for e few people, noemt de auteur het.
Ik verslond schrijvers als Scott Fitzgerald, D.H. Lawrence, William Saroyan, John O’Hara, John Steinbeck en de verhalen van O’Henry.
Voorts Edna Ferber, Graham Greene, Louis Bromfield , Fanny Hurst, Evelyn Waugh. P.C. Woodhouse, Carson McCullers, James McCain, Elizabeth Bowlen en last but not least: Ernest Hemingway!
Nog steeds staan ze, verweerd en wel, in mijn boekenkast.
Alle grote schrijvers waren immers voor een habbekrats in het Engels te koop, als pockets wel te verstaan en met een boek voel je je nooit alleen!
Ook hoef je een boek niet uit te laten, heeft het geen vlooien, en blaft en bijt het niet.
En dan: je hebt geen toestemming nodig van de hotel-eigenaar of je er wel mee naar binnen mag en het poept niet bij je op de stoep.
Leve het boek dus! Je kunt het ongevraagd overal mee naar toe nemen.
Zo waren er ook Henry Green’s loving en living, net als de boeken van Philip Gibbs, vrijwel uitsluitend in dialoog-vorm geschreven.
De Fransman Georges Perec leverde ooit ‘ns een tegengestelde prestatie.
In zijn roman uit de jaren zestig, les choses genaamd, komt niet één dialoog voor.
Maar genoeg over het boek.

Ook de jazz-muziek had me in haar ban.
Net als vele anderen was ook ik geabonneerd op Tuney Tunes, zodoende leerde ik de teksten van veel Amerikaanse liedjes uit het hoofd.
Maar mijn lievelingsinstrument was toch wel de piano.
Toen ik nog een ukkie was, moest ook ik pianoles nemen van mijn vader, maar ik ging liever met rolschaatsen onder achter rijdende auto’s hangen in plaats van op die saaie toonladders te oefenen.
Later heb ik daar wel veel spijt van gekregen, vooral toen ik in Frankrijk bevriend raakte met een van de meest bejubelde concert-pianisten ooit, “le poète du piano”, zoals hij genoemd werd, ik bedoel Samson Francois. Ook was hij een briljant Chopin vertolker.

In ons land echter was het Pia Beck die wat betreft de jazz muziek van zich liet horen op een manier die tot dan toe ongekend was. Zij benaderde nog het meest wat Errol Garner en Oscar Peterson zo geniaal presteerden – ze weefde alles zo’n beetje door elkaar, ritme, piano-soli en hier en daar wat boogie-woogie. Met een grapje hier en een knipoog daar wist ze er een heuse voorstelling van te maken, een soort muzikaal entertainment op niveau. Bij vlagen kon ze zelfs heel bevlogen spelen.
Alle meiden, veel mooie en zelfs keurig getrouwde vrouwen, zaten in die tijd in de Vliegende Hollander, in Scheveningen.
Er hing echt een verrukkelijk sfeertje.
De een was wat gehavender uit de oorlog gekomen dan de ander, maar we voelden ons allemaal kinderen van een god, want we hadden het overleefd. Ik denk ook nu nog dat dat gevoel voor een groot deel het succes van de Vliegende Hollander bepaalde.
Uiteraard had Pia daar haar aandeel in, anders had de vlieg niet eens bestaan, maar de sfeer van die jaren vijftig ademde iets onbestemds, er heerste een soort verbondenheid, alsof we allemaal één grote familie waren.
Ook de verscheidenheid van lieden was een verademing. Zo zaten er bijvoorbeeld regelmatig mensen van enig maatschappelijk aanzien, zoals Jack Philips en Joop Geesink, om er maar een paar te noemen, maar evenzoveel jongere mensen met amper genoeg geld op zak voor één consumptie en die mochten ook naar binnen.
Maar mijn broertje werd er vaak uitgedonderd. Altijd maakte hij stennis.
Na een paar borrels stevende hij dan op Pia af, om haar daar, ter plekke, uiterst luidruchtig aan de tand te gaan staan voelen over haar motieven om in een bar op een piano te gaan zitten tokkelen . Wat ze zich in haar hoofd haalde.. Terwijl alle aanwezigen de adem inhielden, besloot hij dan meestal zijn tirade met: Jij! Met je HBS-opleiding, mens! Ga toch medicijnen studeren! Of (een andere keer): kies toch eens een degelijk beroep!
Dergelijke verhalen kwamen mij pas veel later ter ore, gelukkig ben ik er zelf nooit getuige van geweest, maar dat Pia door al die strapatsen een bloedhekel aan hem gekregen had, is niet zo verwonderlijk.. Jarenlang heeft ze trouwens niet eens geweten dat ik zijn jongere zusje was.

Toen ik dan ook, vele, vele decennia later, mijn broertje’s verhaal gelezen had, dat hij o zo smeuïg vertelt in toen ik een nieuw leven ging beginnen heb ik het toch wel ’n keertje willen checken bij Pia.
Hij verhaalt daarin op onnavolgbare wijze hoe hij, na het verschijnen van “Drie meisjes en een Lord” door de dubieuze Jack Bendien geïnspireerd werd Pia een hak te zetten door haar het volgende briefje te schrijven:

“Vereerde en (mag ik ook zeggen: Lieve?) Pia Beck,
Dit is het tweede boek dat van mij verschenen is. Ik heb wel eens aan een tafeltje bij je in de Vliegende Hollander naar je zitten luisteren, maar ook in de pauze durfde ik je niet goed aan te spreken…je bent zóóó populair…! Nu stuur ik je maar dit boek, met opdracht, in de hoop dat je het een beetje leuk zult vinden. Is het erg veel gevraagd of je me een briefje terug wilt sturen? En ik zou ook graag eens met je willen praten zonder al die mensen eromheen.
je Sylvia Sillevis” -

En verdomd, hoor: schrijft mijn broertje in datzelfde hoofdstuk, het werkte als een trekautomaat. En het afspraakje kwam er.. Een hilarisch verhaal, dat moet gezegd, wat echter door Pia in alle toonaarden ontkend wordt.
Nou is ook Pia zelf niet vies van een leugentje om bestwil en op die manier in de maling genomen te worden is niet echt haar cup of tea.. zelfs al is het nog zo geestig bedacht.. Toch ben ik geneigd in dit geval meer waarde te hechten aan Pia’s woorden dan aan die van mijn broertje.

Trouwens, over cup of tea gesproken:
Pia vertelde me eens dat de schrijfster Anna Blaman, na een nachtje in Pia’s flat gelogeerd te hebben, haar de volgende ochtend aan het ontbijt heel bedeesd gesuggereerd had:
- Zullen we nu maar samen uit één kopje drinken?
Pia moest daar smakelijk om lachen, toen.

Maar jaren later, ik woonde toen allang in Parijs, las ik eens over dat andere thee-voorval, ditmaal tussen Alfred de Musset, George Sand en haar nieuwe vlam, de Italiaanse arts Pagello.
Musset was nogal jaloers van aard en vroeg zich dan ook al maanden af of zijn George en Pagello, die veelvuldig in elkaars gezelschap vertoefden, nu wel of geen verhouding hadden samen. Totdat ze op zekere dag met z’n drieën genoeglijk ergens thee zaten te drinken.
En tot zijn grote verbazing constateerde de smoorverliefde Musset dat George Sand en Pagello bij die gelegenheid samen uit één kopje dronken.
Toen wist hij het!

Op datzelfde moment schoot Anna met haar kopje thee me weer te binnen en vond ik haar ineens heel vertederend.
Maar ach Anna Blaman… wie ô wie kent haar nog?

© Marie-José VAN DEN HOUT

Vorige herinnering Naar index Volgende herinnering
Free counter and web stats