Bijgewerkt
1 Oktober 2009
la tante

Na Auxerre kregen jullie oom’s levensverhaal te horen. Het kwam erop neer dat hij nog steeds wettelijk getrouwd was met een burgeres van goede komaf, met wie hij absoluut niets gemeen had, terwijl hij ondertussen tot over zijn oren verliefd was geraakt op een boerenmeisje uit het Noorden des lands.
En bij wie hij nu, en daar draaide alles om, een kind had verwekt ...
Een heel leven in een notedop.
- En scheiden wil ze niet, die trut, vervolgde hij, dus wat moet ik?
Het landschap vertoonde vele tinten groen, met van tijd tot tijd gouden strepen er dwars doorheen. De zon stond al laag en de schaduwen werden langer. Buiten was alles van een adembenemende schoonheid.
- Als jij nou eens met haar ging praten, wendde hij zich tot Marthe, met nog maar één hand aan het stuur en de andere in de lucht gebarend, ikzelf word al kwaad als ik haar zie!
En dan, verontwaardigd: - Het is mijn schuld toch niet dat zij geen kinderen kan krijgen!
Hij stelde voor jullie voorlopig bij haar onder te brengen in Parijs.
Je hád het niet meer.
- Al dat opzitten en pootjes geven, zei je bij het eerstvolgende benzinestation tegen Marthe.
Al van jongsaf aan wilde je vrij en onafhankelijk door het leven struinen.
Maar Marthe vond dat het niet anders kon en dus kwamen jullie terecht in een zeer
ruim appartement, gesitueerd in een van de sjiekste wijken van Parijs, het zestiende arrondissement. Zelfs het huisnummer weet je nog uit je hoofd:
44, Rue du Ranelagh – het maakt niks meer uit, iedereen is toch allang de pijp uit.

Was de ontvangst bij Marthe’s moeder in het glooiende Bourgonje maar zo zo geweest, hier was het nóg een graadje erger.
- Weet je wat, zei oom, na verloop van tijd, die ook wel zag dat het nou niet bepaald boterde tussen zijn officiële vrouw en Marthe, als jullie alle grote bagagestukken nu eens hier lieten staan, dan neem ik jullie wel mee naar het Noorden, waar ik met mijn vriendin samen woon, ze heeft een leuk huisje. KUNNEN JULLIE HAAR OOK EENS ZIEN.
Jij antwoordde maar niets meer.
- En tenslotte is mijn vriendin ook een beetje familie van jou, voegde hij eraan toe, zich tot Marthe wendend.
Weer begon het kilometers vreten, nu richting het Noorden, maar dit keer vond je er niet zoveel aan, ondanks oom’s hartelijkheid.
Ook Parijs vond je maar niks, niet verwonderlijk natuurlijk, na al die zon van de laatste jaren en het vele licht van al die andere steden die jullie bezocht hadden.
Hoe kunnen ze dat nou in vredesnaam de lichtstad noemen, dacht je nog, terwijl jullie langs die vervuilde, grauwe gebouwen raasden, opnieuw Parijs uit.
Het maakte op jou een uiterst smerige en sombere indruk.

In Chauny, het lelijkste industriestadje in het Noorden, waar oom’s vriendinnetje woonde, was de ontvangst echter omgekeerd evenredig aan die van het landschap:
Hoe mooier het landschap, hoe kouder de ontvangst, hoe lelijker het landschap, zoals hier, hoe warmer de mensen.
- How do you do, leerde je de vriendin van oom.
Jullie werden er letterlijk volgestopt met aandacht en eten en we dronken er een heerlijk glas rode wijn voordat we aan tafel gingen.

Op een vroege ochtend, jullie zaten net met z’n allen aan de ontbijttafel, kwam Marthe’s oom terug van boodschappen doen.
Tenminste, dat dachten wij, in werkelijkheid kwam hij rechtstreeks van het slachthuis vandaan.
- Heerlijk vers vlees! riep hij en zette een emmer vol rood vlees naast ons op de grond.
Je keek omlaag.
- Moet je proeven, ging hij verder, zulk vlees krijg je van je leven niet meer, het komt rechtstreeks uit het slachthuis en is nog warm!
Bedachtzaam proefde je een klein stukje, uit oprechte sympathie voor die twee overwon je je weerzin. Het smolt zowat in je mond.
- Oooooo die stadsvrouwen! Altijd vol met chichis (kapsones) riep hij uit, bukte en
pakte een flink stuk rauw vlees dat hij pardoes op jouw bord deponeerde.
- Tiens, eet op!
Hetzelfde deed hij bij Marthe.
Zelfs zij zat te kokhalzen, maar net als jij hield ze zich kranig en at braaf, beetje bij beetje, en al lovend en prijzend, en op haar nuchtere maag, het nog lauwe vlees.

- Ach wat, zei je wat later op de dag tegen Marthe, toen jullie weer even alleen waren, in de hongerwinter zou ik er een moord voor hebben begaan, laten we de dingen toch vooral niet uit proportie’s trekken.
En ik vind deze mensen meer beschaving hebben dan jouw bekakte tante ...

© Marie-José VAN DEN HOUT

Free counter and web stats